Mijn eerste... werkdag(je)
Je wilt weten hoe het eerste dagje werken beviel? Eerst ging het goed. Ik was alleen op school. Ik werkte mijn to-do- list af. Het ging als een tierelier. Later kwam er nog iemand op school. Daar heb ik mee gepraat. Allemaal prima. Toen ging ik naar de bieb. Het regende. Ik weet nog dat ik dacht: "het regent. En normaal gesproken mopper ik en scheld ik tegen de druppels. Maar nu denk ik alleen: het regent. Ik heb gewoon geen zin om energie te verspillen aan mopperen." In de bibliotheek begon het me te duizelen. De kinderen hadden voorleesuur ofzo. Het was totale chaos. Ik heb een uur gezocht naar zeven boeken. Goed. Vanaf toen ging het bergafwaarts. Ik heb op school nog wat gewerkt op de computer. Maar rond lunchtijd was de koek op. In de auto gebeurde het. Ik reed naar huis en hoorde het mezelf zeggen: "Hallo hoofd, contact! Joehoe!" Geen contact. Ik reed en ik was totaal gedesoriënteerd. Lang verhaal kort: op een gegeven moment stond ik in één of andere woonwijk en belde ik huilend mijn vader op. "Ik weet het niet meer", huilde ik. "Ik weet de weg niet meer." Mijn vader, de rust zelve, deed (gelukkig) alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ik hem zo paniekerig opbelde met de boodschap dat ik kromgezegd niet meer normaal kon nadenken. Hij zei: "Nou luister goed. Links van je zit een tasje. Daarin zit een tomtom. Achterop de tomtom zit een knop. Als je die induwt gaat de tomtom aan, enz." (Een stappenplan hoe je de tomtom aanzet. Ye right. Dat was dus mijn staat op dat moment.) "Ik kan het niet! Het lukt me niet! O nee, ik ben nu echt een labiel mens geworden", huilde ik nadat ik de tomtom had ingesteld en mijn weg vervolgde. En daarna probeerde ik mezelf weer op te peppen door als een soort mantra achter elkaar Bijbelteksten op te zeggen. Guess what? Het hielp niet. Thuisgekomen was er een mevrouw op visite. Daar heb ik eerst nog bij gezeten maar toen ben ik toch maar opgestapt onder het mom van 'ik moet nog een kaart op de post doen'. Weer thuisgekomen plofte ik neer op de bank en trok ik een plaid over mij heen. Want: hoofdpijn. Ik houd van leven om me heen. Maar nu dacht ik echt: doei wereld om me heen. Doei deurbel. Doei lieve zus die komt eten. Doei telefoon die rinkelt. Doei licht. Doei geluiden om me heen. Doei leven, doei alles. Laat me gewoon maar even. En zo kroop de middag voorbij. 's Avonds heb ik mezelf bij elkaar geraapt want ik had afgesproken met mijn vriendinnen. Fijn, vriendinnen. "Wat heb je nodig om te horen op dit moment?" vroeg één van hen, heel lief. En toen besefte ik het ineens: "Ik wil gewoon dat iemand tegen me zegt dat ik niet sterk HOEF te zijn. Dat ik ook gewoon mag verliezen. Dat ik mag falen, dat ik bij wijze van spreken 30 jaar over mijn studie mag doen en huilend de klas uit mag rennen en mag schreeuwen tegen de lucht en zonder reden mag vallen in je armen en daar drie dagen mag schuilen voor de wereld die maar doordraait." En weet je wat ze toen zei, mijn vriendin?
Het mag. :)