Hoe voel je je nu?
Hoe ik me voel weet ik niet precies. Ik denk slechter. Slechter in plaats van beter. Maar er zijn dagen dat het gewoon goed gaat. Dat zijn vaak de dagen waarop ik werk. Oké, ik kom nog steeds niet altijd goed op woorden, heb een korter lontje en veel vaker hoofdpijn - verder lukt het me om een normale juf te zijn. Maar zodra ik tot rust kom, voel ik het weer. Ik ben op. Het gaat níet. En zelfs vrolijk doen op een verjaardag is dan te veel gevraagd. Het zwabbert dus nogal. Als je me ziet op een verdrietig moment, denk je misschien dat ik nooit meer vrolijk ben. Onzin. Als je me ziet op een nuchter moment, denk je dat ik nooit verdrietig ben. Ook onzin. Mijn vader heeft het interieur veranderd. Dat blijk ik heel moeilijk te vinden. De tafel staat niet meer zoals hij eerst stond, we hebben een nieuwe vloer en een nieuwe kast. Het vertrouwde van vroeger is er niet meer en daardoor voel ik me een vreemde bij ons thuis. Ik kan in één vingerknip een moodswing ondergaan. (Of in psychologische zweef termen: mijn emmer stroomt snel over.) Gisteren bijvoorbeeld, toen ik mijn bed moest opmaken en ik uit de kast een onderlaken pakte dat voor mijn gevoel rook naar mama's lijkgeur. Het hele huis ondersteboven bleren natuurlijk. Of als iemand iets naars zegt over zijn eigen moeder. "Jaaaaaaa, mijn moeder is zoooooo'n vreselijk persoon. Neeeeeee, daar wil je eeeeecht niet mee in een huis wonen. Ik kan niet waaaaachten om op mezelf te gaan." Daardoor kan mijn humeur al dalen tot onder het vriespunt. Dat kan al de reden zijn dat ik mezelf opsluit in mijn slaapkamer en mama's foto urenlang tegen mijn hart druk, ernaar kijk. Hoi zachte donswangen, hoi mooie glimlach, hoi met labello gesmeerde mond, ik wil even kroelen door uw haar, mam, is het koud daar in de grond? (En dan daarna denk ik: o nee. Mama is in de hemel. Ik mag niet meer tegen haar praten. Dat is volgens mij zelfs zonde. Maar mama's lichaam, waarin ik negen maanden heb gewoond, ligt wel in de grond. Dat is nog steeds naar. Toch?) Goed. Endconclusion. Veel loopt door elkaar. Ik heb geleerd dat alles in tweeën komt. Leven en dood. Vreugde en verdriet. Zout en suiker. Sterven en geboren worden. Licht en duisternis. Geloof en twijfel. Goede dagen, en ook slechte. Ik las mijn dagboek van een paar maanden geleden terug. Toen verwoordde ik de dubbelheid van het leven zo: "En weet je wat het raarste is, lieve? Dat het leven gewoon doorgaat. Dat het leven ooit zal stoppen was lang geleden al voorzegd. Maar dat op hetzelfde moment leven doorgaat - daar kan ik niet bij. En toch is het zo. Het leven gaat door. Ik word verliefd, zijn ogen haken zacht in de mijne. En het voelt magisch. Maar tegelijkertijd voel ik een pijn. Ik voel me vreselijk en vreselijk gelukkig. Ik voel me bang en bangelijk vrij. Het ene moment schater ik en we dansen door de straten. Het volgende moment is daar de leegte, alsof de dood mij een klap in het gezicht wil geven. Hij sist: Ik ben er wel hoor. Ik besta. En ik kom er bijna, bijna aan. Op die momenten breek ik."