SCHOVEN DRAGEN

Het is zaterdagmorgen, elf uur. De tienerclub is begonnen. Zo'n twintig tieners ploffen uitgeput van het voetballen neer op de klaargezette stoelen. 'Weet iemand wat bidden is?' vraag ik. Een paar vingers schieten in de lucht. 'Binnen hier... buiten daar', zegt er één. 'Nee, ik bedoel biDDen', zeg ik, de nadruk leggend op de 'd'. De tiener kijkt me vreemd aan. 'Ja, ik zeg toch. Binnen is hier is warm. Buiten daar is koud.'
Het lijkt onmogelijk werk. We houden tienerclub voor tieners die amper Nederlands kunnen praten. Toch proberen we uit te leggen wat bidden is en vertellen we een Bijbelverhaal. Soms vraag ik me af hoeveel zin het heeft. Dit keer gaat het Bijbelverhaal over vergeving. Zouden ze dat woord begrijpen? Kan God ook taalbarrières doorbreken?
Na het Bijbelverhaal praten we er nog even op door, voor zover dat gaat. De tieners mogen een gebed opschrijven. De morgen vliegt voorbij, als altijd. Er wordt gelachen en gesnoept, gevoetbald en gespeeld. Dan staan de taxi's alweer voor de deur. Als de laatste auto is vertrokken, raap ik de rommel van de vloer op. Onder de tafel ligt een briefje. Ik pak het op en wil het bijna weggooien. Vluchtig lees ik nog even wat er op het briefje staat.

Mijn ogen worden groot van verbazing. Ik lees, herlees. Is het waar? Lees ik hier nou een belijdenis? Ja! Dit moet een teken zijn. Een teken dat God werkt, dat er een oogst is. Ik roep een andere vrijwilligster en laat aan haar het briefje lezen. 'Nee!' roept ze vol verbazing uit. 'Het kan niet waar zijn!' Ze pakt haar telefoon, zoekt even en laat me iets zien. 'Moet je kijken, dit las ik vanmorgen. Toeval bestaat niet, toch?' Ik lees.
Wie zaait met pijn, weerbarstig, maait met de zon in zijn hart. Wie treurig zijn arm liet zwaaien toen hij uitging langs steenharde voren, keert hijgend terug, zijn schoven zo zwaar dat hij nauwelijks adem heeft om te zingen.
-Gabriël Smit-
We kijken elkaar aan en weten het. Vandaag dragen wij schoven.