OUDJAARSDAG
De wind waait.
Onder de laatste rode bladeren op de grond
Wemelt het van beestjes
Die beschutting zoeken
Tegen de kou,
De kilte van oudjaarsdag.
Iedereen kijkt achterom.
Iedereen kijkt achterom en draait zich dan weer naar de toekomst.
Maar jij - je zou je onder de bladeren willen verstoppen.
Je zou er willen wegschuilen.
Net zoals die beestjes.
Kon je maar terug.
Terug naar de lentebries op je huid, terug naar de handen die je hebt vastgehouden. Terug naar de keren dat je uitbrak in een schaterlach die niet te stoppen was.
Je weet het nog, de momenten waarop je jezelf aankeek in de spiegel en zei dat je trots was. Op jezelf. Het kussengevecht midden in de nacht en het zand dat door je tenen gleed en de potjes Uno die je verloor en alle tranen die je huilde omdat je het leven niet begreep. Soms huppelde je, soms heb je gestrompeld, soms viel je op je knieën omdat je niet meer kon.
En nu gaat alles voorbij. Dat is ook wat je leerde dit jaar. Alles gaat voorbij. Elke mooie morgen. Elke donkere nacht.
Een nieuw jaar.
'Ik durf niet', fluister ik zacht.
'Ik ben bang voor wat er komen gaat.'
'Maar Ik blijf erbij', fluistert een Stem terug.
'Niet bang zijn.
Ik Ben.
En Ik Zal Er Zijn.'