HET MEISJE MET HET SPROOKJESBOEK
Daar rijden we. Hobbel de bobbel gaan we, want de wegen hier zijn onverhard. In de ene berm katoenbollen, wuivend in de wind. In de andere berm rotzooi. Eieren. Een verdwaalde hometrainer. Volle vuilniszakken. Zwerfafval.
Nee, Hongarije is niet alleen maar mooi. We zijn op bezoek bij de de Roma's. Deze plek staat in schril contrast met het uitgedoste Budapest. De Roma's wonen in krotten. Ze slapen onder afgebladderde daken.
In het busje worden we flink heen en weer geschud. Maar we luisteren. We luisteren naar de verhalen die schuilgaan achter deze voordeuren. "Daar wonen elf kinderen", wijst de rondleider. Ik kijk. En zie een huis zo groot als mijn slaapkamer. "En hier woont een man die nooit naar buiten komt. Zelfs zijn honden blijven binnen. Daarom ligt het huis vol met hondendrollen."
We horen over de prinses van het dorp. Over een jongen die momenteel vermist is. Het ene verhaal is nog uitzichtlozer dan het andere.
Bij een vrouw met twee tanden in haar mond mogen we op bezoek. Ook in haar tuin is het een puinhoop. Geld voor de kliko heeft ze niet. Ergens buiten, achteraf, staat haar wc. Eén zonder deur. Zonder wc papier. Ik moet naar de wc maar houdt het liever op. Eigenlijk beschamend. Deze vrouw moet altijd naar zo'n koud, armoedig toilet.
Ineens komt er een meisje aangehuppeld. Stralende oogjes. Behendig springt ze over het afval heen. "Sia!" roept ze naar ons. En ze zwaait. Ze zwaait alsof ze geen zorgen kent. Onder haar arm draagt ze een boek. Een Disney verhaal. Een sprookjesboek.
Ik wou dat ik haar taal kon spreken. Dan zou ik zeggen: Lief meisje. Dansend over de afvalhopen. Lees maar. Lees het sprookje maar uit je hoofd. Droom ervan. Hoop maar. Dan hoop ik met je mee. Dat alles, net als in sprookjes, beter worden zal.
Ze zwaait ons even later weer uit, het meisje. Haar sprookjesboek dicht tegen zich aangedrukt. Stralend bruine ogen haken in de mijne. Alsof ze zeggen wil: vergeet ons niet.
In mijn hoofd beloof ik het. Vergeten zal ik niet.