Rouwende juf
Het stormt in mijn hoofd, het stormt in mijn klas. Ergens voel ik een klein causaal verbandje. Tijd om de boel te evalueren. Ik pak mijn juffenkruk en kijk de kinderen aan. Wat gaat er goed in onze klas? Wat gaat er minder goed? Wat vind je fijn aan wat juf doet? En wat vindt je minder fijn? Je kent het wel, die algemene evaluatievragen. De kinderen kunnen goed reflecteren voor hun leeftijd, concludeer ik na een paar minuten.
Zal ik die ene vraag dan ook maar stellen? Die ene vraag, die de afgelopen week, weken, regelmatig op mijn tong gebrand ligt? Let's do it. "Zien jullie het weleens, dat ik soms verdrietig ben om mijn mama? "
Stilte. Kinderogen die naar elkaar kijken. Zo van: zullen we het zeggen of niet? Dan, aarzelend, geknik. Het meisje met de grote hazelnoten steekt haar vinger op: "Ja, want dan legt u soms uw hand op uw hart. En dan denk ik altijd dat u pijn heeft. " Autsj. Doe ik dat weleens? Het kleinste meisje van groep 3 wil ook wat zeggen: "Ik zie het ook, want dat zie ik een beetje aan uw ogen. " Oef, dit wordt wel erg confronterend. Mijn ogen, die kan ik niet veranderen. Hoe mijn ogen staan, daar heb ik geen invloed op. Ik zag het pas ook, toen iemand mij ging filmen in de klas. Mijn ogen stonden zo raar. Mijn hoofd zag er zo vermoeid uit. Mijn wangen zo bleek. Mijn schouders zo smal. Ook de jongen met het zoete stemmetje durft nu wat te zeggen: "Ik zie het eigenlijk altijd ergens aan u... en nu zie ik het ook. Toch juf? "
Ik weet nog net een glimlach rond mijn mondhoeken te proppen. Verlegen voel ik me, en ineens een bang, klein meisje. Net zo klein als de kinderen tegenover me. Dit is genoeg. Nu weet ik het antwoord maar dit is genoeg. Ik klap drie keer in mijn handen en geef bevel om de schrijfschriften uit te delen. Mijn stem trilt nog. Even diep ademhalen. Zo. Ik ben weer de juf.