Spijt
"Wat wil je op je brood?" Mijn moeder stem. Ik ben in de badkamer. Ben laat voor school. Alweer. "Doe maar stroop en pasta!" roep ik terug. "Enne… bedankt voor het smeren he.." O nee, dat laatste zei ik niet, bedenk ik me. Dat verzin ik er nu ter plekke bij.
Mijn moeder zit naast me op de bank. Ik heb een kotsbak onder mijn neus. "Ach vrouwtje toch", zegt ze, terwijl ze de haren uit mijn gezicht strijkt. Ze dept met een nat washandje mijn zweterige voorhoofd. "Bedankt mam", stamel ik. Stamelde ik dat wel?
Mijn moeder kijkt me onderzoekend aan. "Je bent moe, of niet?" Gapend knik ik. "Slaap je wel goed?" Vraagt ze. En dan moet ik huilen, ik huil zomaar, en zij zegt: "Je moet gewoon even goed bijslapen. Je bent zo druk, je wilt zoveel. Maar je lichaam zit je tegen. En dan krijg je dit." Even later lig ik op de bank. Ze legt een plaid over mijn benen en stopt me in als was ik nog een kind. "Dankuwel", glimlach ik. Of euuh… ik hoop dat ik dat heb gedaan.
Zittend op mijn fiets doemen ineens flarden herinneringen op. De straten zijn nog donker. Het is december. Koud. Ochtend. Over een uur ben ik weer juf. Maar op dit moment kan ik nergens anders aan denken dan aan mijn moeder.
Ik denk aan alles wat ze deed, wat ik voor lief nam. Steeds meer herinneringen flitsen door mijn hoofd. Nog snel een appeltje in je hand drukken als je een lange reis voor de boeg had. "En doe je een berichtje als je thuis bent?" Ik denk dat dat liefde was.
De trein zit vol met mensen. De klas straks vol met kinderen. Nu moet ik weer wat zijn. Ik zucht. Dat is het nou precies. Bij haar hoefde ik niets te zijn om genoeg te zijn. Waarom heb ik haar voor dat en al die andere dingen maar zo magertjes bedankt?